Detail Archief Delft

Detail Archief Delft


Archiefnummer: 438
Archiefnaam: St. Hippolytusparochie
Periode: (1562)1795-1976
Omvang: 9.9 m.
Inventaris:Inventaris van het archief van de St. Hippolytusparochie te Delft, 1795-1976

Archiefvormer: St. Hippolytusparochie

  •  Inleiding
    • I N L E I D I N G

       

      Voorgeschiedenis

      Vóór de Reformatie waren er in Delft twee parochies en beschikten de gelovigen er over twee grote kerken, de Oude- of Sint -Hippolytuskerk en de Nieuwe- of Sint-Ursulakerk. In 1572 moest met de komst van Lumey en de geuzen de Nieuwe Kerk afgestaan worden aan de calvinisten, op 3 augustus had er de eerste protestantse dienst plaats.

      De oude kerk bleef echter nog in bezit van de katholieken. Dit was echter slechts van korte duur. Op 29 december 1572 werd ook de Oude Kerk aan de katholieken ontnomen. De grote meerderheid van de Delftse bevolking bleef aanvankelijk, ondanks alle moeilijkheden, aan haar geloof trouw. Op 9 december 1572 gaf Willem van Oranje enige gunsten aan de Delftse R.K. bevolking, waaronder het toestaan van het gebruik van de Gasthuiskapel aan de Koornmarkt en de kapel van het Sint Jorisgasthuis op het Noordeinde. Het gebruik van deze kerken door de katholieke bevolking zou echter niet van lange duur zijn. In oktober 1573 werd de uitoefening van de katholieke godsdienst door de Staten van Holland definitief verboden. In alle stilte werden de diensten in woningen van vooraanstaande katholieke burgers opgedragen. In 1592 werd een statie der Jezuieten in Delft gesticht en in 1613 verwierven de paters Jezuieten een vaste woonplaats met schuilkerk in de "Papenhoek", bij de Oude Langendijk in de Molenpoort. Aan de noordzijde van het Bagijnhof werden vóór 1650 twee katholieke kerken ingericht waarvan de eene beschouwd werd als de voortzetting van de Sint-Ursulakerk en de andere van de Sint-Hippolytuskerk. Het kerkje van Sint-Hippolytus werd omstreeks 1840 in een woonhuis veranderd; het kerkje van Sint-Ursula is blijven bestaan tot 1743. Toen werd de, nu nog bestaande oud katholieke kerk, aan de zuidzijde van het Bagijnhof gebouwd. Door het overgaan tot het Jansenisme van de beide pastoors op het Bagijnhof kreeg de, in 1709 Franciscaans geworden, kerk aan de Oude Langendijk steeds meer toeloop. Door deze steeds sterker wordende toeloop werd de Sint Josephkerk, aan de Oude Langendijk, te klein. Een noodoplossing werd gevonden door een deel van de pastorie bij de kerk te trekken, waardoor de kerk met twee vijfde deel vergroot werd. Het stadsbestuur was echter fel gekant tegen deze gang van zaken en zodoende werd het kerkbestuur gedwongen de uitbreiding weer ongedaan te maken.

       

      De kerk aan de Brabantse Turfmarkt

       

      Op 19 juli 1795 riep het kerkbestuur de gemeenteleden in de kerk bijeen om een oplossing voor het ruimteprobleem te zoeken. Er werd een commissie van twaalf leden in het leven geroepen, uit de meest vooraanstaande kerkgangers, die een uitweg moesten zien te vinden. Door de grote armoede die in deze tijd het hele land teisterde leek de financiële kant van het vraagstuk voor de "Commissie van Twaalf" haast niet op te lossen. Een verzoek bij het stadsbestuur voor het houden van een collecte langs de huizen, zoals dat in hervormde kringen niet ongebruikelijk was, bleef onbeantwoord. Zodoende moesten de benodigde financieën op andere wijze verkregen worden.

      De beste weg leek voor het overgrote deel der gemeente de stichting van een tweede kerk. In de vergadering der " Commissie tot uitvoering van de stichting eener tweede kerk" 1) werd aanvankelijk overwogen te proberen een der beide grote Delftse kerken, de Oude-of de Nieuwe kerk, terug te krijgen. De grote meerderheid van de commissie verzette zich echter al gauw hiertegen, omdat het onderhoud van deze gebouwen in financieel opzicht niet te dragen zou zijn.

      In februari van het jaar 1796 werd uiteindelijk aan de Brabantse Turfmarkt een geschikt gebouw voor 4250 gulden aangekocht, te weten het huis "Het Nieuwe Ossenhoofd" eigendom van Isaac Knol. 2). Het werd vrijwel direct tot een eenvoudig kerkje met pastorie ingericht. In maart 1796 werd als eerste pastoor van de nieuw gestichte Sint Hippolytuskerk de wereldlijke pastoor H.J. van Boxselt benoemd. Tijdens zijn ambtsperiode groeide de gemeente gestaag verder. Op 28 augustus 1823 overleed hij.

      In deze tijd had Delft nog geen eigen R.K. kerkhof. Daarom moest van Boxtelt te Schipluiden begraven worden. Pas zijn ambtsopvolger, pastoor F. Schlüter, alsmede pastoor P.J. Wennekers van de Sint Josephkerk, wisten de beide R.K. kerkbesturen te overtuigen van de noodzaak een eigen begraafplaats in te richten. Op 27 oktober 1828 werd voor dit doel een tuin aan de Singel buiten de Rotterdamse Poort aangekocht.

       

      De kerk aan de westzijde van de Voorstraat

       

      Het primitief ingerichte kerkje voldeed niet lang aan de behoeften der groeiende gemeente. Op 19 april 1831 stelde pastoor Schlüter dan ook in een vergadering van het kerkbestuur voor een geheel nieuwe kerk te bouwen. Dit vooral omdat, "het kerkgebouw in zodanig slegte staat is en elc jaar een grote somma geldt benodigt is, ter bestrijding der noodige reparatien". Door interne moeilijkheden zou het nog twee jaar duren voor verder stappen ondernomen konden worden. Op initiatief van de pastoor werd het huis van Dirk Apon, aan de westzijde van de Voorstraat, door het kerkbestuur gekocht. In juni 1833 kon aan G.N. Itz , stadsarchitect te Dordrecht, opdracht gegeven worden een kerk van honderd voet lang en veertig voet breed te ontwerpen.

      Nog in dezelfde maand bood de architect een ontwerp aan dat door het kerkbestuur aanvaard werd. Als aannemer voor dit project werd door de inschrijving de timmerman E. Beekman gekozen, die had ingeschreven voor de som van 38.000 gulden. Korte tijd later gaf hij te kennen dat het onmogelijk zou zijn de kerk te bouwen, omdat de daarvoor bestemde plaats meer dan een halve nederlandse el te smal was. Zodoende was het kerkbestuur gedwongen tot aankoop van een tweede pand over te gaan. 3). Door de nu ter beschikking gekomen ruimte werd besloten het kerkgebouw drie meter te verbreden.

      Op 27 september 1834 werden de fundamenten gewijd en de eerste steen door de pastoor gelegd. Op 3 augustus 1836 was de bouw voltooid en werd de nieuwe Sint Hippolytuskerk door mgr. C.L. baron van Wijckerslooth, bisschop van Curium, geconsacreerd. In tegenstelling tot de kerk aan de Brabantse Turfmarkt voldeed deze nieuwe kerk ten volle aan de behoeften van de kerkgangers. Al tijdens de bouw, in het begin van het jaar 1835, schonken twee vooraanstaande gemeenteleden, de heer Maas en de weduwe van J. van Leeuwen, twee luidklokken. De heer Wander Beekes te Utrecht werd met de vervaardiging van een kerkorgel belast. In augustus van hetzelfde jaar werd bij de firma Baayens te Delft opdracht gegeven tot het maken van een wijzerplaat met uurwerk.

      Pastoor Schlüter overleed in het najaar van 1843. Hij werd opgevolgd door pastoor J.T. van Brussel. Deze was de eerste pastoor van de Sint Hippolytusparochie die tot deken van Delft benoemd werd. Dit gebeurde in 1853.

      In dit verband zij vermeld dat Delft vóór 1853 onder het "dekenaat" Delfland viel, waarvan de pastoor van de Sint Jacobsparochie te 's-Gravenhage "deken" was. Bij het herstel der R. K. kerkelijke hierarchie 4) kwam onder de eerste bisschop van Haarlem, Mgr. F.J. van Vree, een nieuwe regeling tot stand. Als eerste pastoor van het toen opgerichte dekenaat Delft werd P.J. Wennekers, pastoor van de Sint Jozefkerk, tot deken benoemd. De gemeente van Sint Hippolytus werd toen, zoals vele andere, uitgeroepen tot parochie. Pastoor Wennekers stierf korte tijd na zijn benoeming tot deken. Pastoor van Brussel, van de Sint Hippolytuskerk, volgde hem in zijn ambt op. Vanaf die tijd tot 1967 bleef het dekenaat in handen van de pastoors van de Sint Hippolytuskerk.

       

      De kerk aan de oostzijde van de Voorstraat

       

      Ook de kerk aan de westzijde van de Voorstraat bleek na enige tientallen jaren niet meer aan de eisen van de sterk groeiende parochie te voldoen. 5) Op voorstel van pastoor H.L. Spoorman werd in de vergadering van het kerkbestuur van juli 1882 officieel besloten tot de bouw van een nieuwe kerk. Voor die tijd was er al over gesproken, maar beslissingen waren nog niet genomen. Deze kerk zou worden gebouwd aan de oostzijde van de Voorstraat, in de tuin van het huis van A. van Berckel en op de plaats van nog vijf huizen. 6) Het huis van Van Berckel werd als pastorie ingericht en de overige panden werden afgebroken om ruimte te scheppen voor de door architect dr. P.J.H. Cuypers, in neogotische stijl, ontworpen kerk 7). In het voorjaar van 1884 werd met de werkzaamheden begonnen. In de notulen van het kerkbestuur van 26 mei 1884 kan men het volgende lezen: "Woensdag 26 mei zou de laatste der 1584 lijvige mastboompalen worden ingeheid, door groen en bloemen versierd werd die in triomf door het werkvolk rondgereden en aan de huizen van het kerkbestuur en den voornamen parochianen ten bezichtiging gesteld, waarop dan een douceurtje volgde en toen nu ten 4 's middags het geestelijk bestuur van de Sint Hippolytus, het kerkbestuur en eenige parochianen aanwezig waren werden vlaggen en wimpels geheschen en de wijde vuurmond van het stoomgevaarte met dubbel voedsel voorzien. De pastoor bestuurde den locomobiel en deed nu onder daverende hoezéen van zoo velen de laatste paal de grond klieven".

      Op 21 juni 1886 was het werk voltooid en werd de kerk door Mgr. C.J. Bottemanne, bisschop van Haarlem, ingewijd. 8) Het gebouw stond, maar het meubilair was nog niet aanwezig. Slechts een noodaltaar stond de priesters ter beschikking. Ook het inrichten van de kerk werd opgedragen aan architect Cuypers. De Sint Hippolytuskerk zou volgens bouwtekeningen een ranke spits ter hoogte van 70 meter op de monumentale toren krijgen. 9) De geplande hoogte van meer dan 100 meter werd echter nooit bereikt. Pas in 1963, bij de tweede restauratie, werd een zadelvormig dak ter afronding van het geheel op de derde verdieping geplaatst. 10)

      Omdat de oude pastorie in het geheel niet aan de eisen van de priesters voldeed werd in 1908 het venduhuis van de "Vereniging van Notarissen" aan de Voorstraat 26 door het kerkbestuur aangekocht. 11) Ondanks veel verzet, vanwege het historische aspect van het gebouw, werd het afgebroken en in 1912 verrees hier een geheel nieuwe pastorie. In de oude pastorie aan de Voorstraat 36 werd een school gehuisvest.

      Op voorstel van de opvolger van pastoor Spoorman, J.J. de Graaf, kocht het kerkbestuur in januari 1910 nog twee huizen aan de Voorstraat, vóór het kerkgebouw, aan voor de som van 10.000 gulden. 12) Deze huizen werden afgebroken. Het nu verkregen open plein voor de kerk liet de vóór die tijd nagenoeg ingebouwde kerk beter uitkomen. In het midden van dit plein werd op 16 maart 1924 een Heilig-Hartbeeld onthuld. 13)

      Blijkbaar was de schepping van Cuypers niet voor de eeuwigheid bestemd. Al 42 jaar nadat de bouw gereedgekomen was, werd duidelijk dat een totale restauratie hoognodig was. 14) Tienduizenden guldens werden bijeen gebracht en onder leiding en toezicht van architect Van Rossum werd dit werk uitgevoerd.

       

      De bijkerk aan de Ternatestraat

       

      De sinds 1915 in bezit van de parochie zijnde grond aan de Brasserskade werd voor het grootste deel in 1933 met redelijke winst aan de gemeente Delft verkocht. Een gedeelte van het land bleef in het bezit van de parochie voor de bouw van een bijkerk en school. 15) De rest zou door de gemeente met woonhuizen bebouwd worden. Met de gemaakte winst kon het kerkbestuur de bouw van de kerk van Onze Lieve Vrouwe Onbevlekt Ontvangen aan de Ternatestraat bekostigen. Op 26 mei 1933 werden de plannen van architect J.Hendriks te Rotterdam aanbesteed in de zaal van het Sint Aloysiuspatronaat aan de Pootstraat. De aannemer, de firma Gebr. Schulten, kreeg het werk toegewezen voor het bedrag van 40.677 gulden. Op verzoek van de priesters van het H. Hart, die de kerk zouden bedienen, werd door de bisschop van Haarlem goedgevonden dat het huis naast de kerk, aanvankelijk bestemd tot patronaatsgebouw, als pastorie werd ingericht, zodat de priesters daar hun communiteit konden vestigen. Er werd echter de voorwaarde aan verbonden dat het feit dat zij daar zouden wonen en de kerk zouden bedienen hen niet het recht zou geven om een eigen parochie te stichten. Op 14 augustus 1933 werd de eerste steen van de bijkerk gelegd en reeds 2 april 1934 kon het kerkje door deken P.J.A. van der Cammen ingewijd worden. 16)

       

      De laatste decennia van de Sint Hippolytusparochie

       

      Ook voor de Sint Hippolytusparochie gingen de meidagen van 1940 niet ongemerkt voorbij. In het register-memoriale 17) van de kerk is het volgende over de gebeurtenissen te lezen: "Reeds den eersten morgen had het kerkdak geducht te lijden van granaatscherven ten gevolge van de luchtgevechten, die boven onze stad plaats hadden. Een granaatscherf kwam ook in de spreekkamer terecht. Toen op dinsdag 14 mei na het bombardement van Rotterdam ongeveer des middags half zes de capitulatie had plaats gehad, werd in de volgende dagen een onderzoek in onze kerk ingesteld en daar bleek dat ongeveer een honderd kogels door de beschotting van het kerkdak waren gekomen".

      In 1959 bleek de toestand van de kerk zo slecht dat een tweede restauratie nodig was. 18) Het ter beschikking staande bedrag van 250.000 gulden bleek slechts voldoende voor 80 procent van de restauratiewerkzaamheden, daarom moest de restauratie in 1963 stopgezet worden. De resterende werkzaamheden zou nooit ter hand genomen worden. Enkele jaren later vindt men de eerste artikelen in landelijke nieuwsbladen die over de mogelijke afbraak van de kerk berichten. De kerk die in het begin van de vijftiger jaren te klein was, werd nu te groot. Dit kwam vooral doordat de nieuwbouw van woonwijken aan de rand van de stad de parochie snel deed ontvolken. In 1967 hield het kerkbestuur van Sint Hippolytus met het kerkbestuur van Sint Joseph een vergadering over de problemen die door de migratie naar de buitenwijken waren ontstaan. Er werd besloten een onafhankelijke commissie in te stellen die moest onderzoeken welke van de twee parochies moest worden opgeheven. Op 3 mei 1970 bracht de commissie een verslag uit waarin ze tot de volgende conclusies kwam 19).

      1) De Sint Hippolytuskerk is qua stedebouwkundige situatie en wat betreft het silhouet minder belangrijk voor Delft dan de Sint Josephkerk.

      2) De instandhouding van deze kerk zal grotere financiële offers vragen dan die van de Sint

      Josephkerk.

      3) Ook de aanpassing van het interieur aan de huidige liturgische eisen zou in de Sint Josephkerk makkelijker te realiseren zijn.

      4) Ofschoon in het toekomstige parochiegebied de Sint Josephkerk minder gunstig gelegen is kan daaruit geen voorkeur worden afgeleid voor het behoud van Sint Hippolytuskerk.

       

      Met dit vernietigende rapport van de "Binnenstads-commissie" was het lot van de Sint Hippolytusparochie min of meer bezegeld. Weliswaar werden nog pogingen ondernomen om de kerk voor de stad te behouden, ook de Rijksdienst voor Monumentenzorg werd ingeschakeld, maar op 2 januari 1971 werd de laatste dienst in de Sint Hippolytuskerk gehouden. 20)

      In een artikel in "Het Binnenhof" van 3 januari 1971 staat het volgende te lezen: "Het kerkgebouw zal nog enige tijd blijven staan, maar het heeft zijn functie verloren. Een twee honderd jaar oude parochie werd opgeheven. De Delftse binnenstad is nu één parochie, de parochie van Maria van Jesse, met als kerk de Sint Joseph aan de Burgwal".

      In juni 1974 was, ondanks veel verzet, het noodlot niet meer af te wenden en begon men met slopen. Op 15 januari 1975 besloot de deservitor 21) het register memoriale 22) met de volgende woorden: "Zo sluiten wij dit boek. Waar eens de kerk stond is nu een tijdelijke speelplaats ingericht. De sloop was op 1 juli 1974 voltooid. De overdracht van de grond en de pastorie aan de gemeente Delft vonden plaats op 8 november 1974 tegen een prijs van fl.500.000. De laatste pastoors hopen rond 1 mei 1975 hun nieuwe bewoning aan de Wippolder te betrekken. Dat zij die zich verbonden wisten met de Sint Hippolytus de vrede mogen hervinden of bewaren.

       

      Het kerkbestuur

       

      In elke parochie wordt de verzorging der goederen toevertrouwd aan een parochiaal kerkbestuur.

      Het kerkbestuur bestaat uit een voorzitter ( de pastoor), een penningmeester, een secretaris en één of meer leden. Om de vier jaar treedt de helft van de kerkmeesters af. Een aftredend lid is terstond opnieuw verkiesbaar. Het aftreden der kerkmeesters is vastgesteld op de tweede zondag na Pasen. De overgebleven leden dragen voor elk afgetreden lid twee nieuwe kandidaten voor het ambt als kerkmeester aan de bisschop voor. De benoeming en herbenoeming geschiedt dan door de bisschop.

      De werkzaamheden van het parochiaal kerkbestuur bestaan uit: de zorg voor roerende en onroerende goederen en het geldelijk beheer. Besluiten in de vergadering moeten met een volstrekte meerderheid van stemmen van de aanwezige leden genomen worden. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

       

      Verantwoording van de inventaris

       

      In deze inventaris zijn de archieven afkomstig uit de Sint Hippolytuskerk te Delft over de periode 1795 - 1975 beschreven.Tot de afbraak van de kerk in 1974 berustten alle archieven in de pastorie aan de Voorstraat. Na 1974 hebben zij in de pastorie van de Maria Van Jessekerk, aan de Burgwal, gestaan. Op 5 juli 1979 zijn ze in bewaring gegeven bij de Gemeentelijke Archiefdienst van Delft.

      Beperkende bepalingen werden destijds niet opgelegd. wel zijn de doop- en huwelijksaangelegenheden (voor het overgrote deel betreft dit de dispensaties) voorlopig niet voor publiek toegankelijk.

      De gehele verzameling stukken vertoonde over het algemeen geen duidelijke orde. Slechts een lijst van archivalia van de parochie over de jaren 1838-1870 is aangetroffen (inv. nr. 179). Een deel van de stukken was verpakt in archiefdozen, waaronder de ingekomen en minuten van verzonden stukken over de periodes 1940-1946 en 1952-1957 (inv. nrs. 167 - 174). Hier werd een alfabetische orde onder hoofden A tm Z aangetroffen, die dan ook bij de inventarisatie aangehouden is.

      De parochiale en interparochiale verenigingen en broederschappen zijn niet in een inventaris opgenomen. De reden hiervoor is dat het de bedoeling is een serie inventarissen van archieven van katholieke instellingen te Delft uit te geven. Hieronder zouden dan de inventarissen van de archieven van de Sint Hippolytuskerk, de Sint Josephkerk en het R.K. Armbestuur vallen. Een vierde inventaris zal dan de archieven van parochiale en interparochiale verenigingen en broederschappen van de beide kerken omvatten. Er zal een duidelijke scheiding van de verenigingen en broederschappen van de Sint Hippolytusparochie en de Sint Josephparochie gemaakt worden, zodat het verband met de kerkarchieven niet verloren zal gaan.

      De stukken van het interparochiaal Armbestuur (1830-1933) en van het Parochiaal Armbestuur (1933-1970) zijn niet als zelfstandig archief opgenomen, omdat het hier gaat om ingekomen stukken.

       

      Bij de indeling van de archieven is een verdeling gemaakt van het archief van de pastoor en het archief van het kerk- en schoolbestuur, samen omvattende het geestelijk en materieel bestuur van de parochie.

      Een scheiding van het archief van het kerkbestuur en het schoolbestuur bleek tijdens de ordening van de archieven niet mogelijk, omdat het één college was.

      Na deze archieven komt het archief van de parochieraad en dan het archief van het dekenaat. Het eerstgenoemde werd voorop geplaatst, omdat hier sprake is van een nauwere band met de parochie van Sint Hippolytus.

       

      Bij de rubriek "Zielzorg" onder "sacramenten" zal men een register aantreffen waarin de overleden parochianen zijn ingeschreven (inv. nr. 48). Hoewel het hier niet een sacrament betreft is dit register toch in deze rubriek ondergebracht, aangezien er een nauw verband bestaat met de overige stukken die op deze plaats zijn beschreven.

       

      N O T E N

      1 ) De commissie van zes.

      2 ) Thans staat op deze plaats het huis nr. 78a.

      3 ) De woning van mej. Joanna Kool, weduwe van Daniel Tronchet.

      4 ) 7 september 1853.

      5 ) In 1880 bijna 3000.

      6 ) Zie inv. nr. 227.

      7 ) Zie inv. nr. 226.

      8 ) Zie inv. nr. 80.

      9 ) Zie inv. nr. 226.

      10) Zie inv. nr. 233.

      11) Zie inv. nr. 243.

      12) Zie inv. nr. 229.

      13) Zie inv. nr. 231.

      14) Zie inv. nr. 233.

      15) Zie inv. nr. 239.

      16) Zie inv. nr. 658.

      17) Zie inv. nr. 655.

      18) Zie inv. nr. 233.

      19) Zie inv. nr. 191.

      20) Zie inv. nr. 661.

      21) A.J.L.M. Bosman (zie ook lijst van pastoors)

      22) Zie inv. nr. 655.

       

  •  Hele toegang