Detail Archief Delft

Detail Archief Delft


Archiefnummer: 16
Archiefnaam: Bevolkingsadministratie van Delft
Periode: 1815-1995
Omvang: 186.12 m.
Inventaris:Inventaris van de bevolkingsadministratie van Delft, 1815-1995

  •  Inleiding
    • Het bevolkingsregister en de volkstellingen

      Na de Franse tijd was de overheid doordrongen van het belang van een goede bevolkingsadministratie. Begin 1815, kort na de val van het napoleontische rijk, vroeg de gouverneur van Zuid-Holland aan het Delftse Provisioneel Bestuur ‘omme den staat van den bevolking op te geeven’[1], dus eigenlijk om een volkstelling te houden. Van deze telling is slechts één register (wijk 6) bewaard gebleven (inv.nr.1). Hieruit blijkt dat het stadsbestuur de telling niet slechts gebruikte als momentopname. Mutaties (verhuizingen, overlijdens en dergelijke) werden enkele jaren in dit register bijgehouden, en zo ging het dus eigenlijk functioneren als een bevolkingsregister.

      In 1825 werd begonnen met een nieuwe bevolkingsadministratie, gebaseerd op de eerste letter van de geslachtsnaam van het gezinshoofd. De bevolking van inrichtingen en het garnizoen bleef buiten beschouwing. In deze registers werden sporadisch mutaties verwerkt. Met name na 1829 werden ze nog nauwelijks bijgehouden. Mogelijk hangt dit samen met de landelijke volkstelling van 1828, waarvan in Delft overigens geen stukken zijn bewaard gebleven. Een hiaat van tien jaar in de Delftse bevolkingsboekhouding was het gevolg. De volkstellingsregisters van 1839 en 1849 zijn gelukkig wèl bewaard gebleven.

      In 1846 werd er weer een bevolkingsregister op wijk en huisnummer ingericht, zoals dat van 1815. Dit heeft echter niet lang gefunctioneerd; eind 1849 kwamen er voor het eerst landelijke richtlijnen voor de bevolkingsregistratie[2]. De systemen in de periode 1850-1876 (verdeeld over 1850-1861 en 1861-1876) werden op enkele punten aangepast (bijvoorbeeld het nieuwe onderscheid tussen wettelijke en werkelijke woonplaats), maar ze verschillen niet wezenlijk met dat van 1846.

      In 1876 verliet Delft het achttiende-eeuwse systeem van wijk- en huisnummering. De stad telde tot dat jaar zeven wijken, stadsdelen die tot stand waren gekomen door ‘horizontaal’, langs een liniaal op de plattegrond getrokken pennenstreken. De van noord naar zuid verlopende Oude Delft lag daardoor in zes wijken: zeven tot en met twee. Binnen een wijk telde men de huizen volgens een tevoren vastgestelde route. Vanaf dat jaar werden de huizen per straatnaam genummerd. De straten werden weliswaar opnieuw gegroepeerd in wijken. Sindsdien hebben de wijknummers bij adressering een mindere betekenis, hoewel het bevolkingsregister de eerste zestien jaar nog per wijk was ingericht. Verder deden de dienstbodenregisters hun intrede.

      Het bevolkingsregister was dus in de periode 1846-1892 ingericht op adres; vanaf 1892 werkte men met een alfabetisch systeem op (de eerste letter van de) geslachtsnaam van het gezinshoofd, met aanvullende registers voor dienstboden, de garnizoensbevolking en de bewoners van maatschappelijke inrichtingen (hoewel dat eigenlijk al sinds 1861 verplicht was). Voor het zoeken op adres legde men zogenaamde huisregisters aan. Ofschoon de nieuwe wetgeving van 1861 ook voorzag in Verblijfregisters, zijn deze in Delft nooit gebruikt.

      Ruim vooruitlopend op de wettelijke regeling van 1920[3] besloot de gemeente Delft in 1909 om de vastbladige registers af te sluiten en Gezinskaarten aan te leggen, die lexicografisch te ordenen waren. Dit systeem was uiteraard veel flexibeler dan dat van vastbladige registers. Samen met bijbehorende kaartsystemen (register van alleenstaanden, verwijs- en woningkaarten) heeft de Secretarie hiermee tot 1938 gewerkt. Eén opvallend verschil met de periode tot 1909 is dat de voorheen bijna nooit ingevulde kolom ‘veranderingen en hare dagteekening in de burgerlijke staat’, nu in principe altijd werd beschreven. Om inwonenden in de gezinskaarten vindbaar te maken, werd een systeem van verwijskaarten (inv.nrs 443-451) aangelegd. Het register van woningkaarten verwijst van adres naar de naam van de (hoofd-)bewoner.

      Wijkmeesters en bevolkingsagenten

      De gegevens voor de bevolkingsboekhouding ter secretarie werden geleverd door de wijkmeesters. Aanvankelijk waren er zeven (na 1876 acht) wijkmeesters onder leiding van  de algemene - of generale wijkmeester. Het “wijken” van de wijkmeester was vaak een nevenfunctie van een gegoede burger. De werkzaamheden zijn onder andere vastgelegd in de “Instructie voor de algemeenen wijkmeester en de wijkmeesters” van 17 maart 1871 (inv.nr. 70). De wijkmeesters gingen vier maal per jaar hun wijk in om hun administratie te controleren. Vóór de achtste dag van de maanden februari, mei, augustus en november moest deze controle zijn uitgevoerd. Daarnaast had hij toezicht op het aangeven van mutaties door ingezetenen. Verder kon de wijkmeester bewijzen van onvermogen (akten van indemniteit) verlenen, waarbij hij zelf onderzoek deed naar de aangevoerde redenen, en assisteerde hij het gemeentebestuur bij allerlei statistisch onderzoek zoals volkstellingen.

      Op 1 januari 1895 verving Delft de wijkmeesters voor een stelsel van bevolkingsagenten[4].  Het College van Burgemeester en Wethouders meende dat de groeiende hoeveelheid werk beter verricht zou kunnen worden door twee bevolkingsagenten, ambtenaren ter secretarie met een volledige dagtaak, dan door negen wijkmeesters “die het baantje in hunne snipperuurtjes wel willen waarnemen”. In de eind 1894 vastgestelde verordening[5] worden hun taken beschreven: mede-verantwoordelijkheid voor het bijhouden van de bevolkingsregisters, het aanleveren van de meest recente gegevens voor het bijhouden van die registers, toezicht op aangifte door de burger van veranderingen, toezicht op de huisnummering en B & W bijstaan bij bijvoorbeeld statistisch onderzoek. Indemniteitszaken werden nu geheel toevertrouwd aan de liefdadige instellingen. Artikel 3 vermeldt dat het College de stad voor de agenten in tweeën deelt. Mogelijk zijn de twee series “Wijkdatums” (rode - en witte nummers, inv.nrs. 265-295) de registers waarin de bevolkingsagenten hun administratie bijhielden.

      Vestiging in en vertrek uit Delft

      De oudste stukken van het archief zijn de registers van aankomst (admissie) en readmissie (vertrek; 1815-1855, inv.nrs. 526-537). Ze zijn gelicht uit van het Secretariearchief 1813‑1938 (voorlopige inv.nrs 3082‑3093 zwart).  Het betreft de administratie van nieuwe inwoners, (vanaf 1817 met een vestigingsvergunning oftewel akte van admissie). Deze personen moesten als regel een akte van readmissie van hun plaats van afkomst kunnen tonen; een soort garantie dat zij bij eventuele armlastigheid kort na aankomst in Delft niet ten laste van de Delftse armenzorg zouden komen, maar hetzij voor rekening van de plaats van herkomst konden worden ondersteund óf naar deze plaats terugkeren. Vertrekkende inwoners kregen van het stadsbestuur zo’n bewijs mee. Vanaf 1856 registreerde men de nieuwe Delftenaren in registers van vestiging (aankomst) en vanaf 1853 de vertrekkende in de registers van vertrek.

      Lotgevallen en bewerking van het archief

      Het archief is in zekere mate kunstmatig samengesteld uit het 19e eeuwse secretariearchief.

      In de zestiger jaren van de 20e eeuw begon de afdeling Bevolking van de gemeente aan een indiceerproject voor het bevolkingsregister van vóór 1910. Onderzoek in deze slecht toegankelijke administratie was namelijk een zeer tijdrovende en ingewikkelde zaak. Daarbij kwam nog dat zeer weinig administratie bewaard is gebleven uit de periode 1815‑1846. Waarschijnlijk om de leemten enigszins te beperken, heeft men ook de volkstellingsregisters van 1839 betrokken bij dit indiceerproject. De te indiceren registers werden genummerd 1-120. Deze nummers zijn bij de beschrijvingen vermeld in een N.B. De index en de registers werden rond 1967 overgebracht naar het Gemeentearchief. Daar werd de index voltooid. Deze is inmiddels ingevoerd en beschikbaar via de website van het Stadsarchief.

      De gezinskaarten, alleenstaandenkaarten, verwijskaarten en woningkaarten werden in 1995 overgebracht naar het Gemeentearchief. De gezinskaarten zijn gescand. De onderzoeker kan de andere kaartsystemen aanvragen.

      Bij de nadere toegangen op de bevolkingsadministratie van Delft zijn opgenomen:

      nadere toegang op de straatnamen voorkomend in de wijkboekjes 1876-1890, inv.nrs. 125-151

      nadere toegang op de straatnamen voorkomend in de wijkboekjes 1890-1894, inv.nrs. 162-183

      nadere toegang op de straatnamen voorkomend in de registers van ingezetenen [1892]-1903, inv.nrs. 220-264

      een omnummertabel met verwijzing van wijk- en huisnummer van vóór 1876 naar de in dat jaar ingevoerde adressering, met een index en een alfabetisch register op straatnaam met verwijzing van de huisnummers van na 1876 naar de wijk en huisnummers van vóór dat jaar. Deze tabel is niet waterdicht is maar biedt een goed houvast bij de reconstructie van adressen.

       

      LITERATUUR

      G.H.J. Seegers en M.C.C. Wens, Persoonlijk gegeven. Grepen uit de geschiedenis van bevolkingsregistratie in Nederland (Amersfoort, Bekking, 1993)

      Staatsblad 1828 nr. 57: Koninklijk Besluit (hierna KB) van den 29 September 1828, houdende bepalingen nopens eene nieuwe en algemeene volks-telling.

      Staatsblad 1849 nr. 55: KB van den 19den Oktober 1849, betrekkelijk de derde algemeene tienjarige volks-telling.

      Staatsblad 1849 nr. 56: KB van den 23sten Oktober 1849, houdende de voorschriften ter uitvoering van dat van den 19den dezer (Staatsblad nº 55), betrekkelijk de derde algemeene tienjarige volks-telling.

      Staatsblad 1859 nr. 101: KB van den 26sten September 1859, betrekkelijk de vierde algemeene volkstelling.

      Staatsblad 1861 nr. 94: KB van den 3den November 1861, omtrent het vernieuwen en bijhouden der bevolkingsregisters.

      Staatsblad 1861 nr. 95: KB van den 3den November 1861, regelende de verpligting tot het doen van aangifte voor de bevolkingregisters.

      Staatsblad 1877 nr. 185: KB van den 23sten September 1877, tot regeling der inschrijving in registers van personen, zamenwonende in gebouwen of schepen, onder bestuur of toezigt van het openbaar gezag, en zulks met intrekking der Koninklijke Besluiten van 1 Februari 1862 (Staatsblad nº 20), 10 April 1862 (Staatsblad nº 40) en 10 Junij 1870 (Staatsblad nº 90).

      Staatsblad 1879 nr. 63: Wet van den 22sten April 1879, tot wettelijke regeling der tienjarige algemeene volkstellingen.

      Staatsblad 1887 nr. 67: Wet van den 17den April 1887, tot vaststelling van bepalingen betreffende het houden van bevolkingsregisters. Ook wel genoemd de Wet Bevolkings- en Verblijfsregisters.

      Staatsblad 1887 nr. 142: KB van den 27sten juli 1887, tot regeling der inschrijving in registers van personen, samenwonend in gebouwen, gestichten of schepen, staande onder bestuur of toezicht van Rijkswege, met intrekking der Koninklijke Besluiten van 23 September 1877 (Staatsblad nº 185) en van 30 December 1886 (Staatsblad nº 252).

      R.F. Vulsma, Burgerlijke stand en bevolkingsregister (Den Haag, Centraal Bureau voor Genealogie, 1988)

       

      [1] Secretarie-archief Delft 1813-1939 voorlopig inv.nr. 1 rood: Notulen van het Provisioneel Bestuur 1813-1816, d.d. 27-01-1815.

      [2] K.B. 22-12-1849, Staatsblad 1849 nummer 64.

      [3] K.B. 11-08-1920, Staatsblad 1920 nummer 698.

      [4] Handelingen van de Gemeenteraad 19-09-1894 (nr. 524).

      [5] Handelingen van de Gemeenteraad 22-12-1894 (nr. 633).

  •  Hele toegang