Detail Archief Delft

Detail Archief Delft


Archiefnummer: 302
Archiefnaam: Toneelvereniging De Flits
Periode: (1875) 1939-1984
Omvang: 1.88 m.
Inventaris:Plaatsingslijst van het archief van Toneelvereniging De Flits, 1939-1984

Archiefvormer: Toneelvereniging De Flits

  •  Inleiding
    • Vluchtige schets van de geschiedenis van de Flits

       

      De eerste Algemene ledenvergadering van “toneelvereniging De Flits” werd op 1 maart 1939 in “ons Gebouw” te Delft gehouden (noot 1). In deze vergadering werd als eerste punt door de voorzitter het doel van de vereniging de Flits uiteengezet, namelijk: “oude bekenden weer in intiem verband bijeen te brengen door middel van het toneel, terwijl er tevens naar gestreefd zal worden eigen uitvoeringen te geven en ook medewerking zal worden verleend aan avonden voor liefdadige doel”. Verder werden de statuten met algemene stemmen aangenomen (noot 2).

      Het bestuur bestond in die tijd uit vier personen: voorzitter, secretaris, penningmeester en een commissaris. Bij afwezigheid van één van deze bestuursleden kon een plaatsvervanger optreden. Er waren in de vergadering van 1 maart 1939 vier plaatsvervangers gekozen. Hoe kwamen de mensen die de Flits zouden gaan maken nu bijéén? Hierboven wordt van oude bekenden gesproken. Wie waren dat dan en waarvan kenden ze elkaar? De kern bestond uit een aantal oudleerlingen van een ULO-school in Delft die in de dertiger jaren reeds toneel speelden in hun schoolvereniging DULOV. Zij wilden deze activiteiten in de Flits die hiervoor op 18 november 1939 officieel werd opgericht voortgezetten.

      Op de datum van de 2e ledenvergadering, 21 januari 1940, was de Flits dus inmiddels opgericht en waren de repetities al in volle gang en in de periode mei 1939 tot en met oktober 1941 werd een elftal voorstellingen gegeven, variërend van een cabaret-programma en een revue tot de toneelstukken: “De ebbenhouten olifant”, van Eduard Veterman, “Daar liegen we ons uit”, van Morris & Wyatt en “De butler” van Johan Fabricius (een 3-acter). Ook werd er, anders dan tegenwoordig gebruikelijk is, op verschillende plaatsen gespeeld zoals in de Stadsdoelen, een groene-kruis sanatorium en Musica (noot 3).

      Tegen Kerstmis van het jaar 1941 werd het voortbestaan van de prille vereniging door de oorlogsomstandigheden bedreigd. De bezetter trachtte namelijk via het commissariaat voor niet-commerciële vereniging en de zogenaamde Nederlandse Kultuurkamer greep op de vereniging te krijgen. De Flits kon daardoor niet openbaar voortgaan, zonder hinder van de bezetter te ondervinden, maar na een eventuele vrijwillige opheffing liep zij tevens gevaar haar eigendommen verbeurd te zien verklaard. De oplossing werd daarin gevonden dat noch gekozen werd voor opheffing noch voor voortbestaan: officieel verloor de Flits vrijwel al haar leden die daartoe beurtelings bedankbriefjes aan het bestuur schreven. De vereniging was niet meer vanwege het ontbreken van leden. De kas dook onder maar onderwijl kwamen de leden stiekum bijéén op de zolder die indertijd als clublokaal dienst deed en reperteerden voor het stuk “Westerman en zoon”, van Christien van Bommel-Kouw en Henk Bakker (noot 4).

      Hoe deze repetities, gehouden op een zolder van een pand aan het Rietveld te Delft, verliepen lezen we in het jubileumboekje van 1945 (het verschoven Flitsjubileum) op pagina 5: “zo waren er helden die … van de egypische duisternis profiterend, zolderwaarts togen, maar er waren ook … die als aanvallige jonkvrouw verkleed, derwaarts wiegden”, (de mannen moesten onderduiken vanwege de arbeidsinzet, … ondergetekende had meermalen anschlusz, vanwege het overdreven sex-appeal, dat hij tentoonspreidde … Het manlijke gedeelte ontdeed zich van overjassen, hoeden, dassen en handschoenen, hetgeen de dames ten goede kwam … De divan werd in het midden van de zolder geplaatst en daardoor de tafel. De bedoeling was nu, om met een aanloop een snoeksprong over de tafel te maken en dan zo de divan doorduikelend weer op de grond te komen”, (einde citaat). Eén en ander weerspiegelt wel de gezelligheid die de leden nog beleefden in deze donkere dagen.

      Op de, door de omstandigheden uitgestelde, viering van het eerste, 5-jarige jubileum, werd “Westerman en zoon” gespeeld waarvan het programma vervat was in een door de heersende papierschaarste klein maar aardig jubileumboekje dat uitkwam in september 1945 onder de titel: Een verschoven, verschoven, verschoven Flits. De sfeer hierin is nog tamelijk ernstig: enkele leden zijn nog niet teruggekomen van hun onvrijwillige afwezigheid ten gevolge van de bezetting, maar het boekje signaleert het nu mogelijke echte begin van het volop functioneren van de vereniging. De contouren van een voor de huidige leden bekend voorkomende structuur worden zichtbaar: de Flits gaat een aantal malen per jaar spelen, de stukken worden steeds welhaast professioneler aangepakt en men besluit een toneelstuk meerdere malen op te gaan voeren om zodoende van de voordelen van de routine en de regelmatige inkomsten te kunnen profiteren. Liefst speelt de vereniging dan in de toekomst op één vast punt waar de decors kunnen blijven, de voorzieningen voor de gasten (bezoekers) verbeteren en de gezelligheid en verbondenheid van de leden in hun hobby in een eigen theatertje kan opbloeien. Zover was het echter nog niet direct.

      De verkregen goedkeuring (bij Koninklijk besluit van 13 oktober 1945 no 80, gepubliceerd in de Nederlandse staatscourant van woesdag 16 januari 1950) door de overheid van de nieuwe statuten (noot 5) verleende de vereniging een meer officiële status.

      De ruimte voor de repetities en later voor een echt eigen theater kon in november 1947 worden verkregen en was gelegen boven een voormalige bierkelder aan de Asvest nummer 15 te Delft. Veel moeite kostte het de leden en iedereen eromheen die maar helpen wilde om de nodige voorzieningen te treffen maar … het lukte en op 29 februari 1948 vond de officiële opening plaats. (noot 6)

       

      “Totdat de Flits nieuwe mogelijkheden ontdekte. Een in het clublokaal belegde donateursavond, waarop een gewone repetitie van “Blithe Spitit” als programmadeel was ingelast, hetgeen de bezoekers bijzonder op prijs stelden, deed de vraag rijzen, of het niet mogelijk zou zijn een complete uitvoering van een toneelstuk in eigen home te verzorgen. Uit deze vraag werd het “Micro Theater geboren en opnieuw toog men aan het werk” (einde citaat) (noot 6). Tot op heden is deze naam voor het eigen theater blijven bestaan.

      Het eigen theater was klaar bij aanvang van het spelen van het stuk: “De zaak A.D.” van Hans Tiemeyer op 7 november van het jaar 1951. Dit stuk stelde bescheiden eisen aan de ruimte die echter wel met een aantal voorzieningen moest worden uitgerust. Met veel kunst en vliegwerk lukte dat maar kort daarna moesten “vanzelfsprekend de tegen de richting geuite bezwaren van officiële zijde uit de weg worden geruimd, hetgene ons voor bijna onoverkomelijke moeilijkheden plaatste. Wat denkt U van het volgende verlanglijstje? Noodverlichting, brandblusapparaten, alle deuren met een voorgeschreven minimum breedte en naar buiten opendraaiend, aanleg van toneelverlichting in metalen buizen, brandvrije gordijnen, etc. (einde citaat) (noot 7). Zie hiervoor ook de in het archief aangetroffen zgn. Veiligheidsverklaring, die door de autoriteiten werd afgegeven (noot 8).

      Het Micro theater met zijn 45 zitplaatsen was bijzonder in zijn soort. Klein maar fijn. Met het spelen van het stuk “De zaak A.D.”, waarbij vele verslaggevers, ook van landelijke dagbladeren, aanwezig waren, steeg de bekendheid van de Flits zienderogen en de belangstelling van de zo noodzakelijke bezoekers nam toe. De stukken konden nu veeleisender worden en de prestaties werden steeds beter. In april 1960 begon de restauratie van enkele oude pandjes in de Kerkstraat (thans nr. 19), die ter vervanging moesten dienen voor het onderkomen aan de Asvest, welk pand aan de stadsvernieuwing ten prooi moest vallen. Het huidige Micro Theater is eigendom van de gemeente en wordt door de Flits voor een schappelijke prijs gehuurd. De Flits zorgde van het begin af aan voor het interieur, beneden met een geheel complete foyer met toiletten, garderobe en bar (die nog in het begin van 1985 geheel aan de eisen van de nieuwe tijd werd aangepast) en boven met een aflopende zaal met ± 70 zitplaatsen, modern geoutilleerde licht- en geluidsregelingsruimte en een behoorlijk toneel met naastgelegen kleedruimte. De plek, zo centraal en sfeervol naast de Nieuwe Kerk gelegenis welhaast ideaal te noemen. Op 16 november 1961 werd dit theater feestelijk in gebruik genomen en het wordt tot op de dag van vandaag intensief door de Flits bespeeld met meer dan 50 uitvoeringen per jaar en gebruikt voor repetities, vergaderingen en gezellige bijeenkomsten voor de leden.

      “Alle leden van de Flits zijn altijd op de één of andere manier betrokken bij de produkties. Bij toebeurt en volgens dienstrooster worden de meest uiteenlopende karweitjes door de leden uitgevoerd, zoals garderobedienst, koffie zetten en serveren, kaartverkoop, foyer schoonmaken, decor bouwen etc. etc. Ook het toneelspelen zelf geschiedt zoveel mogelijk bij toebeurt evenals het direct betrokken zijn bij een produktie als man/vrouw achter de schermen (souffleur, lichtman, inspiciënt). De hoofdrolspeelster van nu is wellicht de souffleuse of serverster van later. Omdat de Flits van mening is dat zowel de acteur/trice als de man/vrouw achter de schermen even belangrijk zijn voor het welslagen van een avond, spelen wij anoniem. Er bestaat onder de leden een sterke vriendschapsband, hetgeen een vereiste is om tot een goed teamwork te komen.” (einde citaat jubileumboekje 1979) (noot 9).

       

      Inventarisatie van het archief

      Na enkele jaren een prettige tijd als lid van de Flits trachtte ik medio 1982 mijn lidmaatschap op te zeggen. Bij het schrijven van mijn bedankbrief beging ik de zwakte om aan te bieden het archief van de vereniging te inventariseren. De desbetreffende passage toonde de nodige twijfel zowel aan mijn kant (moest ik dat nu nog doen?) als aan de bereidheid van het bestuur het archief wel voldoende belangrijk te vinden en mij voor de tijd van de ordenings- en beschrijvingswerkzaamheden nog mijn lidmaatschap te laten behouden. Tot mijn verwondering dus werd er in korte tijd door het bestuur enthousiast gereageerd: ga je gang maar en neem het archief voor die tijd maar mee naar huis. Kort daarna verliet ik de Delftse binnenstad in een oude Citroën-bestel volgeladen met een bonte hoop papier. Elk hoekje van de zolder en de kleedkamer was nagezocht en ontdaan van alles wat op papier leek.

      Thuisgekomen begonnen enkele weken van lezen en beschrijven van de stukken. Elk archiefbestanddeel kreeg een voorlopig nummertje dat op een archiefdoos, waar de stukken in werden opgeborgen, zou prijken en dat de correspondeerde met een los kaartje (fiche) met de beschrijving van de stukken op te vinden was.

      Ik kwam tot 100 kaartjes en hield 2 archiefdozen bescheiden over met materiaal dat zo direct moeilijker te gegrijpen en te benoemen was. Ook waren er nog een hele stapel boeken en tijdschriften waar ik nog niet aan toe kwam. De gemaakte beschrijvingen werden al wel in een verloopig ordeningsschema opgenomen, maar daarna zou de inventarisatie door ziekte en andere persoonlijke omstandigheden enige jaren stagneren. Het archief was nu wel duidelijk herkenbaar als: ongeveer 20 archiefdozen van 10 centemeter breed met een trekgaatje in het midden, keurig opgestapeld in een hoekje van ons huis aan de Dijkstraat 22 te Utrecht. Op 28 februari 1985 stapelden onze vrienden zuchtend de tientallen dozen in ons nieuwe huis aan de Klaverstraat 67 op. “Is dat nou je archief? “vroegen ze en ik bromde maar van “Voorzichtig aan, hou de klep goed dicht anders valt het er uit”. Onderwijl was ik wel aan het altijd weer onderschatte project herinnerd. Het moest een keertje af natuurlijk. Eerst richten we het huis in en daarbij moesten we het archief nog enkele malen verplaatsen ook!

       

      In september 1985 kon ik de beschrijvingen op volgorde van de voorlopige ordening uittypen en de overgebleven stukken, boeken en tijdschriften beschrijven en invoegen. Bij de oorspronkelijk 100 kwamen nog ongeveer 50 beschrijvingen bij. Op 19 september 1985 informeerde het bestuur in een brief van de voorzitter of de inventarisatie eind oktober kon worden afgerond. Door de voorlopige inventaris op tekstverwerker te zetten was het gemakkelijker eventueel nog door de leden in eigen verzameling aan te treffen stukken tussen te voegen. Zo was de aanvankelijke bedoeling althans. Zover zou het echter niet komen. Bij brief van de bewerker van 23 september 1985 werd een verzoek aan, vooral de oudere Flitsleden gedaan thuis nog eens te kijken naar papier die het archief, waarin zich enkele hiaten bevonden, nog completer konden maken. Dit verzoek leverde, waarschijnlijk door de drukke werkzaamheden van het bestuur niets op. Onderwijl kon worden begonnen met het schrijven van de inleiding bij de inventaris.

      In februari en maart 1986 kregen de stukken hun definitieve inventarisnummers en konden ze netjes worden verpakt in mapjes en archiefdozen.

      Bij de ordening van het archief is uitgegaan van een tweedeling: A. Stukken van algemene aard en B. Stukken betreffende bijzondere onderwerpen, waarbij de stukken die over meer onderwerpen gaan en daardoor niet specifiek in te delen zijn, zoals series brieven, notulen van vergaderingen en maandkranten onder afdeling a. komen en de overige afdeling B.. Afdeling B. is daarna onderverdeeld in I. Organisatie, II. Financiën en III. Repertoire, waarin de specifiek in te delen stukken bleken te passen. Tenslotte werden de niet-archiefstukken zoals toneelstukken, boeken en tijdschriften (eigenlijk behorende tot de bibiotheek van de Flits) ondergebracht onder de kop: C. Documentatie.

      Datgene wat ontbreekt aan deze inventarisatie: namelijk een meer gedegen en wetenschappelijk verantwoorde inleiding, een werkelijk archieftechnisch perfecte beschrijving van de stukken, het volledig compleet maken van het archief en een adequate alfabetische index op het geheel: heeft geleid tot het gebruik van de term “voorlopige inventaris” op de titelpagina. Eén en ander neemt niet weg dat een aanzet is gegeven de wanorde in en het zoekraken van de her en der verspreide stukken in de toekomst te voorkomen. De stukken zijn thans duidelijk genummerd en in een hanteerbare volgorde verpakt hetgeen het raadplegen zeker vergemakkelijkt mits men de inventarislijst maar bij de hand houdt. Tevens is het noodzakelijk dat geraadpleegde stukken weer terug in het archief worden geplaatst. Hier ligt waarschijnlijk een taak van de beheerder van het archief: de secretaris met name. Te hopen is dat de gebruiker enigszins via de ordening de benodigde stukken kan opslaan.

      Samenvattend beoogt deze inventarisatie niet meer dan een duidelijke en werkbare aanzet voor de raadpleging door de belangstellende gebruiker te zijn. Tenslotte heeft het archief voor de Flits zelf vanzelfsprekend onmiskenbare historische waarde.

       

       

      Utrecht, maart 1986

      Onno Postuma

       

       

      Het archief is in januari 1999 omgepakt in zuurarme omslagen en dozen. Tegelijkertijd zijn de dubbele toneelstukken en Flits-flitsen uit het archief verwijderd. De in het archief aanwezige facturen en giroafschriften zijn vernietigd. De nummering is in het archief aangepast. Als bijlage is een overzicht opgenomen met verwijderde stukken.

       

       

      J. Valenbreder-Everse

      januari 1999

       

       

       

       

       

       

       

       

       

       

       

       

      Noten

       

      1                      inv.nr. 1

      2                      inv.nrs. 70-71

      3                      inv.nr. 18, blz. 14

      4                      inv.nr. 18, blz. 4 en 5

      5                      inv.nr. 54, blz. 5 en inv.nr. 73-74

      6                      inv.nr. 54, blz. 10

      7                      inv.nr. 54, blz. 11

      8                      inv.nr. 77

      9          inv.nr. 57, blz. 2 en 3

  •  Hele toegang