Curatoren (scholarchen) van de latijnse school (grote scholen) en regenten van het fraterhuis en het stedelijk gymnasium (sinds 1950 grotius gymnasium), 1610-1966
Inleiding
Het jaartal van stichting van de school is niet bekend. De school wordt voor de eerste maal genoemd in een oorkonde uit 1342 waarin graaf Willem IV de school, het schrijfambacht en de kosterij geeft aan zijn klerk mester Clays Merren.
Deze school had een zeer sterke band met de parochiekerk. Dit blijkt onder meer uit de plaats die de kerkzang innam. De leraren en leerlingen waren verplicht de kerkelijke plechtigheden met gezang op te luisteren.
In de loop der tijd werd er gesproken over de stadsschool of ‘groete scoele.’ Op deze school werd aan jongens van 7 à 8 jaar tot cica 15 jaar onderwijs gegeven. De instelling stond onder protectie van de stad en werd uit dien hoofde beschermd tegen de concurrentie van particuliere scholen, ook wel ‘cleyne’ of bijscholen genoemd. Wie Latijn wilde leren was wel verplicht de school te bezoeken omdat alleen hier het grammatikale onderwijs in het Latijn gegeven werd. De Latijnse school werd ook wel triviale school genoemd, omdat onderricht werd gegeven in drie vakken: Latijn, rhetorica (welsprekendheid) en dialectiek (disputeerkunst).
Het onderwijs was hoofdelijk d.w.z. men werd van de ene klas naar de andere bevorderd als de leraar dat goed dacht. Zo is het ook te verklaren dat Hugo de Groot al op zijn elfde naar de Leidse academie ging.
Bij de school behoorde het Fraterhuis opgericht in 1403 om enige (12) Latijnse scholieren, "die van geen middelen, nochthans van goede apparentie en naersticheyt waren, te alimenteren en in den studie tot den kerckendienst op te trekken ..."
De beurzen werden verstrekt door verschillende particulieren d.w.z. het Fraterhuis had door giften van particulieren een fonds op kunnen richten en van de rente daarvan werden de jongens onderhouden en opgeleid. Zij sliepen in het Fraterhuis dat aan het eind van de Schoolstraat stond, later stond daar de poort van het gereformeerd Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
Na de Reformatie bleef het Fraterhuis bestaan, nu als tehuis voor aanstaande protestante predikanten.
Voor het toezicht op de school werden van stadswege vier curatoren, ook wel scholarchen genoemd aangesteld die tevens regenten (toen nog meesters) van het Fraterhuis waren.
In 1634 wordt het Fraterhuis geheel met de Latijnse school verbonden. De rector krijgt er zijn woning in.
De studenten/bursalen moesten een contract met de stad aangaan om later als ze predikant geworden waren naar Delft terug te keren.
Later hield het Fraterhuis geheel op te bestaan, maar de fondsen van het Fraterhuis bleven en het gymnasium trok nog lang rente van dit fonds. In het laatste gemeente-verslag waarin cijfers werden genoemd (1939), bedroeg deze rente nog altijd f 1929,=.
In 1839 zijn de Latijnse scholen in een Gymnasium hervormd. Nieuwe vakken waren Frans, Duits, Engels en wiskunde.
In 1905 werd de Delftsche Gymnasiasten Bond opgericht.
In 1950 werd het stedelijk gymnasium officieel omgedoopt in Grotius Gymnasium.
In 1966 werd het Gymnasium samengevoegd met de in 1863 opgerichte H.B.S. Samen met de aan de H.B.S verbonden M.M.S. vormden zij het Grotius-Lyceum. In 1968 werd het hernoemd tot stedelijke scholengemeenschap Hugo Grotius.
Huisvesting
De Latijnse school was vanaf het ontstaan tot ca. 1775 gevestigd in de Schoolstraat. In 1775 werd een gedeelte van het Prinsenhof betrokken; in 1807 verhuisde de Latijnse school naar Oude Delft 169, in 1816 naar de Choorstraat 16.
Van 1839 tot 1879 was de school in de Stadsdoelen gehuisvest, van 1879 tot 1890 aan de Oude Delft 53.
In 1890 werd het nieuwe gebouw aan de Westvest 41 geopend.
De H.B.S. was gehuisvest aan de Mijnbouwstraat.
Daar hebben de scholen gezeten tot aan de overgang naar het gebouw aan de Juniusstraat.
HET ARCHIEF
Het archief is rond 1966 overgedragen aan de Gemeentelijke Archiefdienst. Het toen overgebrachte gedeelte, met een omvang van één meter, is door J.W.A. Gouweleeuw geïnventariseerd, met de archieven van de Delftse Gymnasiasten Bond (dat is 1966 was overgedragen) en van de Vereniging van Ouders van leerlingen van het Grotius Gymnasium (overgedragen in 1967).
Een aanvulling op het archief van het Gymnasium is in 1972 gekomen. Dit gedeelte, met een omvang van ca. twee meter, is, met de aanvulling uit 1993, beschreven door mevrouw J. Valenbreder en samengevoegd met het reeds aanwezige deel. Hierbij is de nummering van Gouweleeuw losgelaten. Immers, beide delen overlapten elkaar over bijna de gehele periode. Een concordans over de oude nummers 22-46 van het archief van het Grotius Gymnasium is als bijlage opgenomen.
De totale omvang van het archief bedraagt na beschrijving en herpakken 3,30 strekkende meter.
De bij het archief behorende foto's zijn opgenomen in de Historisch-Topografische Atlas van de Gemeentelijke Archiefdienst.
LITERATUUR
Dr. D.P. Oosterbaan: School en Kerk in het Middeleeuwse Delft.
Verschenen in : Spiegel der Historie, maandblad voor de geschiedenis en haar hulpwetenschappen, 1e jrg. nrs. 2-5, 1966.
(in de bibliotheek van de Gemeentelijke Archiefdienst, nummer 36 D 4/4)